Het tolhuis
Paul Janssen
Het Romeinse Rijk in verval onderneemt nog één poging om het opkomende christendom tot staan te brengen
“Sicilië, september (A.D.) 305. De wereld staat op voet van oorlog met zichzelf. Rome is niet meer. In de stad heerst anarchie en het imperium sterft elke dag duizenden doden.”
Aan het woord is Porphyrius, het laatste hoofd van de Romeinse filosofenschool en een van de meest geleerde mannen van zijn tijd. Aan het begin van de vierde eeuw heeft het christendom zich in alle lagen van de bevolking genesteld. Keizer Diocletianus ziet dit als een bedreiging en ontbiedt militairen, gerechtsgeleerden en filosofen naar de hoofdstad Nicomedia in Klein-Azië.
Ook Porphyrius gaat op weg. Deze vergadering leidt tot de laatste grote christenvervolging van de oudheid en Porphyrius wordt door Diocletianus benoemd tot keizerlijk herschrijver van de Heilige Boeken van de christenen. De uitkomst van de vergadering zorgt voor grote onlusten in de stad. Porphyrius, in conflict geraakt met de keizer, ziet zich genoodzaakt te vluchten. Op zijn terugreis ontmoet hij vijf andere reizigers, die met hem meereizen naar een mysterieuze plek, het Tolhuis. Ongewild raakt Porphyrius betrokken bij een complot om de keizer te vermoorden.
De lezer wordt meegenomen in een wervelende opeenvolging van intriges, religieuze vernieuwingen en oorlogen met de Perzen. Het culmineert in een complot in Londinium, Engeland, waar de God Mithras wordt ingewisseld voor Christus.