Jij bent mijn sieraad
Willy Heemskerk-Burggraaf
Als Annelot Naborg-Blankensteijn (38 jaar) een tweede zoon krijgt, is dit het keerpunt in haar leven. Rutger blijkt een mongooltje te zijn en haar man Gerrit wil niets met het gehandicapte kind te maken hebben; ze staat van meet af aan alleen voor de opvoeding. Gelukkig krijgt ze steun en liefde van haar oudste zoon Jelmer, van haar huisarts ‘Oom Cor’ en van haar buurvrouw Mirjam.
Dapper vecht Annelot zich door de jaren heen. De zorg om Rutger wil ze aan niemand afstaan en ongemerkt verwent ze hem veel te veel. Haar huwelijk gaat kapot. Steeds weer is het de brede schouder van Oom Cor waartegen Annelot kan uithuilen; hij wijst haar voortdurend op Gods liefde en haar eigen verantwoordelijkheid.
In het tweede deel van de roman vinden we de inmiddels zestigjarige Annelot terug als alleenstaande bejaardenverzorgster. Ze is van een schuwe, lijdzame en wat labiele vrouw uitgegroeid tot een milde, zelfstandige persoonlijkheid. Haar oudste zoon is getrouwd; de ander woont in een woongroep van verstandelijk gehandicapten. Ze heeft een zeer goede verstandhouding met haar baas, een weduwnaar. Als haar ex-man Gerrit weer contact met haar zoekt, weet Annelot niet goed hoe ze daarmee moet omgaan.
Dan krijgt haar wijze oude vriend Oom Cor een zware attaque en Annelot beseft waar haar opdracht ligt: zijn venster naar de wereld zijn, hem helpen bij zijn laatste reis.