Rondhangen als tijdverdrijf
Jan Hazekamp
Rondhangen als tijdverdrijf is een veel voorkomende activiteit van jongeren. Vanwege de beoordeling van de straat als een ‘gevaarlijk’ opvoedingsmilieu hebben pedagogen tot nu toe een bezorgde aandacht aan de dag gelegd. In het jeugdonderzoek blijkt daarentegen voor dit rondhangen nauwelijks interesse te bestaan, tenzij het zich als voor de samenleving gevaarlijk’ manifesteert. Zo zijn er vele studies verschenen over jeugdbenden, voetbalvandalen, hippies, punks, harddruggebruikers, spijbelaars en vroegtijdig schoolverlaters. De auteur heeft het rondhangen van ‘gewone’ jongeren, buiten de opvoeders om, van dichtbij bekeken. Een tweetal opvallende verschijnselen treedt daarin op de voorgrond. Ten eerste, de gespannen verhouding tussen jongeren op straat en de directe sociale omgeving. Jongeren voeren een strijd om zich op legitieme wijze in de openbaarheid van de straat en in semi-openbare gelegenheden te kunnen ophouden. Daarbij neemt de behoefte toe zich in eigen onderkomens terug te trekken. Ten tweede, de ongelijkwaardige verhouding tussen jongens en meisjes. Naarmate jongeren zich uitdrukkelijker onder-elkaar organiseren, wordt de masculiniteit in het optreden van de jongens sterker. Meisjes zijn er dan nog meer aan gehouden te voldoen aan het traditionele beeld van vrouwelijkheid. Vanuit de onderkenning van de maatschappelijk marginale positie van jongeren, worden enkele beleidsconsequenties getrokken voor jongerenwerk en jeugdbeleid. Het is het recht van jongeren om ongestoord zonder ingreep van pedagogen, rond te kunnen hangen. Daarvoor moet ruimte beschikbaar zijn. Daarnaast moet er op buurt- en wijkniveau vanuit het jongerenwerk een aanbod van jeugdwelzijnswerk ontwikkeld worden dat jongeren uitdaagt alternatieve samenwerkingsvormen en samenlevingsvormen te ontdekken en uit te proberen. Vormen die erop gericht zijn de ongelijkwaardige verhouding tussen jongeren en volwassenen, jongens en meisjes en groepen jongeren onderling tegen te gaan.
Jan Laurens Hazekamp (1942) is wetenschappelijk hoofdmedewerker sociale pedagogiek aan de Vrije Universiteit. Hij publiceerde ondermeer Arbeidersjongeren; een sociaal-pedagogische kritiek. Boom 1980. Zijn onderzoeksinteresse ligt enerzijds op het terrein van het jongerenopbouwwerk en het jeugdbeleid op plaatselijk niveau en anderzijds op de programmatische ontwikkeling van het pedagogisch jeugdonderzoek.